Mijn visie, pedagogisch beleid

Ik vind het heerlijk om met kinderen om te gaan omdat ze gewoon zijn wie ze zijn. Ze gedragen zich zoals ze zich voelen en zeggen wat ze te zeggen hebben. Dat alles zonder oordeel, ze vinden het gewoon, maar daar vinden ze niets van.


Ik vind hun sociaal emotionele ontwikkeling heel erg belangrijk. Ik leer kinderen om met woorden (steeds meer) te vertellen wat ze wel en niet leuk vinden. Ik leer ze om met emoties, zoals boosheid en verdriet om te gaan. Wanneer kinderen iets niet leuk vinden is het vaak voldoende om te benoemen wat ze ervaren of daar in ieder geval een poging toe te doen. Wanneer je hebt verwoord wat een kind ervaart, is de frustratie over het algemeen verdwenen en zie je opluchting bij de kinderen. Natuurlijk ben ik op ooghoogte met de kinderen en praat ik in korte begrijpelijke zinnen als ik ze taakjes geef of het om een andere reden belangrijk is dat ze me begrijpen. Het is mijn streven dat ieder kind het gevoel heeft dat hij of zij voor mij het allerbelangrijkste is. Ik zorg dat alle kindjes even veel aandacht krijgen, ook de kinderen die niet echt om aandacht vragen. Er wordt veel geknuffeld, elk kind op zijn eigen manier, ik pas me aan bij wat het kind prettig vindt.


Ieder kind heeft een kapstokje met daarop hun eigen foto en een vakje voor allerlei spullen, ook op hun zitplaats aan tafel hangt hun foto. Ook is er een bak met reservekleding, voor als kleding vies of nat is geworden. Alle kindjes hebben hun eigen bedje en knuffeltje. Voor het slapen gaan lees ik altijd voor en de kinderen kiezen samen het voorleesboek en dat wordt gedurende ongeveer een week elke dag voorgelezen. In de trein die in de speelkamer aan de muur hangt heeft ieder kind een eigen wagon met foto, naam en geboortedatum. Zelfgemaakte dingen hangen we op in de gang of in de speelkamer. Waar de kindjes mee spelen mogen ze zelf beslissen en de keuze is divers. Ze kunnen spelen met de trein, met de poppen, autootjes, ze kunnen klimmen, schommelen, glijden, puzzelen, knutselen, balanceren. Ik speel meestal in op wat de kinderen aan het doen zijn. Ik ga er bij zitten en speel met ze mee, maar doe het dan net wat anders als wat zij aan het doen zijn. Ik ben er namelijk van overtuigd dat kinderen precies dat doen wat goed is voor hun ontwikkeling en dat je ze daarbij het beste helpt door daarop in te spelen en ze er de ruimte voor te geven. Veel speelgoed is voor meerdere dingen te gebruiken en nodigt uit tot oefenen van motorische vaardigheden en rollenspel. Het meeste speelgoed is opgeborgen in bakken die in een kast hangen met een foto van het materiaal wat er in zit. Zo kunnen ze gemakkelijk vinden wat ze nodig hebben. Al het speelgoed wat los in de kamer staat mogen ze zo pakken, de bakken moeten ze even vragen. Soms zet ik een bak met speelgoed in de kamer en ga ik zelf met dat speelgoed spelen, vooral als dat speelgoed (nog) niet zo aantrekkelijk voor ze is. Al snel gaan ze er dan ook mee aan de slag.


Visie van de kindjes.


Opruimen doen we gezamenlijk en vaak maken we daar een spel van. Bij knutselactiviteiten en dergelijke ben ik voor een zo vrij mogelijke benadering. Vaak ga ik zelf aan tafel zitten werken met de materialen en komen de kinderen vanzelf kijken wat ik aan het doen ben en doen ze mee. Je mág mee doen, niets moet. Moeten hoort straks bij het naar school gaan. Ook ga ik zo veel mogelijk in op activiteitvoorstellen van de kinderen zelf. Vrij spel vind ik zeker zo belangrijk. Natuurlijk leer ik de kinderen dat je zuinig met speelgoed omgaat. Zelfstandigheid stimuleren wordt zoveel mogelijk gedaan. Wanneer de kindjes daar groot genoeg voor zijn kleden zij zichzelf aan en uit, smeren ze zelf hun brood, helpen ze mee met opruimen, de tafel op- en afruimen, zelf hun beker vullen. Ze mogen mee boodschappen doen en krijgen dan een eigen wagentje en pakken zelf de spullen uit de schappen. Ze krijgen daarbij de nodige stimulering. De kinderen leren kiezen door bij verschillende bezigheden te mogen kiezen uit een beperkt aantal mogelijkheden. Bijvoorbeeld wat ze op hun brood willen of welk kleur bord ze willen. De hoeveelheid mogelijkheden waaruit ze mogen kiezen is aangepast aan hun mogelijkheden. Als iets bij de kindjes niet lukt, nodig ik andere kinderen die de vaardigheid beheersen uit om te helpen. Kindjes helpen daardoor elkaar ook uit eigen beweging.


Wanneer kindjes een conflict hebben, laat ik ze dat vaak eerst zelf oplossen. Het is namelijk leerzamer om zelf te ervaren wat werkt en wat niet werkt, dan dat ik steeds vertel hoe het moet. Ik bemoei me met de ruzie als het te lang duurt zonder dat er een oplossing gevonden wordt of als ze kiezen voor een oplossing welke ik niet zo’n goed idee vind.


Alleen spelen is behoorlijk lastig. Vaak bemoeien andere kinderen zich ermee. Als een kind zegt dat hij of zij alleen wil spelen of ik merk dat, dan schep ik daartoe mogelijkheden. Bijvoorbeeld door in de keuken te gaan spelen waar de andere kindjes dan niet mogen komen.